Patrologie

De Brief van Polycarpus

De vertaling van de Brief van Polycarpus aan de gemeente in Filippi is gemaakt door J.B. Lightfoot en ChatGPT en is gebaseerd op teksten die zich in het publieke domein bevinden. Deze geschriften behoren niet tot de geïnspireerde canon van de Bijbel en dienen uitsluitend ter informatie en studie van literatuur van de vroege kerkvaderen.

Inleiding

De Brief van Polycarpus, geschreven door Polycarpus van Smyrna, een van de Apostolische Vaders, is een belangrijke vroege christelijke tekst. Polycarpus, geboren rond 69 na Christus en gestorven als martelaar in 155 na Christus, was een leerling van de apostel Johannes en een tijdgenoot van Ignatius van Antiochië. Zijn brief, gericht aan de kerk in Filippi, biedt inzicht in het geloof en de praktijken van de vroege christelijke gemeenschappen.

Polycarpus schreef deze brief waarschijnlijk rond het begin van de tweede eeuw na Christus. De context waarin deze brief werd geschreven, weerspiegelt de uitdagingen waarmee de vroege kerk werd geconfronteerd, waaronder interne verdeeldheid, de dreiging van ketterijen en vervolging door de Romeinse autoriteiten. De brief is een oproep tot standvastigheid in het geloof, wederzijdse liefde en morele integriteit.

De inhoud van de brief toont de nauwe band tussen de christelijke gemeenschappen en hun leiders, evenals de invloed van de apostolische traditie op de vroege kerk. Polycarpus verwijst vaak naar de geschriften van de apostel Paulus en andere Nieuwtestamentische teksten, wat de continuïteit van het christelijk geloof en de leerstellingen van de apostelen benadrukt. Zijn brief is niet alleen een theologische verhandeling maar ook een praktische gids voor het christelijke leven, die oproept tot navolging van Christus en onderlinge steun binnen de gemeenschap.

De Brief van Polycarpus

Proloog

Polycarpus en de ouderlingen die bij hem zijn, aan de kerk van God die verblijft in Filippi; genade zij u en vrede van God Almachtig en Jezus Christus onze Heiland vermenigvuldigd.

Hoofdstuk 1

1.1 Ik verheugde mij zeer met u in onze Heer Jezus Christus, omdat u de volgelingen van de ware Liefde hebt ontvangen en hen op hun weg hebt begeleid, zoals het u betaamt - die mannen omringd door heilige banden die de diademen zijn van hen die werkelijk gekozen zijn door God en onze Heer;  

1.2 en dat de standvastige wortel van uw geloof, die van oudsher beroemd was, tot nu toe blijft en vrucht draagt voor onze Heer Jezus Christus, die bereid was zelfs de dood onder ogen te zien voor onze zonden, die God heeft opgewekt, nadat Hij de pijnen van Hades had losgemaakt;  

1.3 op wie, hoewel u Hem niet zag, u gelooft met onuitsprekelijke vreugde en vol van glorie; naar welke vreugde velen verlangen binnen te gaan; omdat u weet dat het door genade is dat u wordt gered, niet door werken, maar door de wil van God door Jezus Christus.

Hoofdstuk 2

2.1 Daarom omgord uw lendenen en dien God in vrees en waarheid, terwijl u het ijdele en lege praten en de dwaling van velen verlaat, omdat u hebt geloofd in Hem die onze Heer Jezus Christus uit de doden heeft opgewekt en Hem heerlijkheid en een troon aan zijn rechterhand heeft gegeven; aan wie alle dingen onderworpen zijn die in de hemel en op de aarde zijn; aan wie elk schepsel dat adem heeft dienst doet; die komt als rechter over levenden en doden; van wie God het bloed zal eisen van hen die Hem ongehoorzaam zijn.  

2.2 Nu zal Hij die Hem uit de doden heeft opgewekt ook ons opwekken; als wij Zijn wil doen en wandelen in Zijn geboden en de dingen liefhebben die Hij liefhad, ons onthoudend van alle onrechtvaardigheid, hebzucht, geldzucht, kwaadsprekerij, valse getuigenis; niet kwaad met kwaad of scheldwoord met scheldwoord of slag met slag of vervloeking met vervloeking vergelden;  

2.3 maar denkend aan de woorden die de Heer sprak, zoals Hij leerde; Oordeel niet opdat u niet geoordeeld wordt. Vergeef, en het zal u vergeven worden. Heb barmhartigheid opdat u barmhartigheid ontvangt. Met welke maat u meet, zal het u weer gemeten worden; en opnieuw Gezegend zijn de armen en zij die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid, want voor hen is het koninkrijk van God.

Hoofdstuk 3

3.1 Deze dingen, broeders, schrijf ik u betreffende gerechtigheid, niet omdat ik deze last op mezelf heb gelegd, maar omdat u mij hebt uitgenodigd.  

3.2 Want noch ik, noch een ander zoals ik, is in staat de wijsheid van de gezegende en glorieuze Paulus te volgen, die, toen hij onder u kwam, van aangezicht tot aangezicht met de mannen van die tijd het woord leerde dat de waarheid betreft, zorgvuldig en zeker; die ook, toen hij afwezig was, een brief aan u schreef, waarin als u nauwkeurig kijkt, u in staat zult zijn opgebouwd te worden tot het geloof dat u gegeven is,  

3.3 wat de moeder van ons allen is, terwijl hoop volgt en liefde voorop gaat - liefde jegens God en Christus en jegens onze naaste. Want als iemand met deze zaken bezig is, heeft hij het gebod van gerechtigheid vervuld; want hij die liefde heeft, is verre van alle zonde.

Hoofdstuk 4

4.1 Maar de liefde voor geld is het begin van alle problemen. Wetende daarom dat we niets in de wereld hebben gebracht en ook niets eruit kunnen meenemen, laten we ons wapenen met het harnas van gerechtigheid, en laten we onszelf eerst leren wandelen in het gebod van de Heer;  

4.2 en dan ook onze vrouwen, om te wandelen in het geloof dat hun gegeven is en in liefde en zuiverheid, hun eigen echtgenoten koesterend in alle waarheid en alle mensen gelijk liefhebbend in alle kuisheid, en hun kinderen op te voeden in de opvoeding van de vrees voor God.  

4.3 Onze weduwen moeten bezonnen zijn wat betreft het geloof van de Heer, zonder ophouden voor alle mensen voorbede doen, zich onthouden van alle laster, kwaadsprekerij, valse getuigenis, geldzucht, en elke slechte zaak, wetende dat zij Gods altaar zijn, en dat alle offers zorgvuldig worden geïnspecteerd, en niets ontgaat Hem, noch hun gedachten, noch bedoelingen, noch enige van de geheime dingen van het hart.

Hoofdstuk 5

5.1 Wetende dan dat God niet bespot wordt, moeten we waardig wandelen volgens Zijn gebod en Zijn glorie.  

5.2 Op dezelfde manier moeten diakenen onberispelijk zijn in de aanwezigheid van Zijn gerechtigheid, als diakenen van God en Christus en niet van mensen; niet kwaadsprekers, niet dubbelhartig, niet geldzuchtig, matig in alle dingen, medelevend, ijverig, wandelend volgens de waarheid van de Heer die een dienaar (diaken) van allen werd. Want als wij Hem welgevallig zijn in deze huidige wereld, zullen wij de toekomstige wereld ook ontvangen, zoals Hij ons beloofd heeft ons uit de doden op te wekken, en dat als we ons waardig van Hem gedragen, we ook met Hem zullen regeren, als we inderdaad geloof hebben.  

5.3 Op dezelfde manier moeten ook de jongere mannen onberispelijk zijn in alle dingen, zuiverheid voor alles zorgend en zichzelf beheersend van elke kwaad. Want het is een goede zaak om zich in de wereld te onthouden van lusten, want elke lust strijdt tegen de Geest, en noch hoereerders noch verwijfdelingen noch ontreinigers van zichzelf met mannen zullen het koninkrijk van God erven, noch zij die ongepaste dingen doen. Daarom is het juist om zich van al deze dingen te onthouden, zich onderwerpend aan de ouderlingen en diakenen als aan God en Christus. De maagden moeten wandelen in een onberispelijk en zuiver geweten.

Hoofdstuk 6

6.1 En de ouderlingen moeten ook mededogend zijn, barmhartig jegens alle mensen, de schapen die zijn afgedwaald terugbrengen, alle zieken bezoeken, geen weduwe of wees of arme man verwaarlozen: maar altijd zorg dragen voor datgene wat eervol is in de ogen van God en van mensen, zich onthouden van alle boosheid, partijdigheid, onrechtvaardig oordeel, ver weg zijn van elke liefde voor geld, niet snel iets geloven tegen iemand, niet overhaast in oordeel, wetende dat wij allen schuldenaars van zonde zijn.  

6.2 Als wij dan de Heer smeken dat Hij ons zou vergeven, moeten wij ook vergeven: want wij staan voor de ogen van onze Heer en God, en wij moeten allen staan voor de rechterstoel van Christus, en ieder mens moet rekenschap geven van zichzelf.  

6.3 Laten we Hem daarom dienen met vrees en alle eerbied, zoals Hijzelf gebod gaf en de Apostelen die het Evangelie aan ons predikten en de profeten die tevoren de komst van onze Heer aankondigden; ijverig zijnd wat betreft het goede, zich onthoudend van overtredingen en van de valse broeders en van hen die de naam van de Heer in hypocrisie dragen, die dwaze mensen misleiden.

Hoofdstuk 7

7.1 Want iedereen die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees is gekomen, is de antichrist: en wie het getuigenis van het Kruis niet belijdt, is van de duivel; en wie de orakels van de Heer verdraait naar zijn eigen lusten en zegt dat er noch opstanding noch oordeel is, die man is de eerstgeborene van Satan.  

7.2 Daarom laten we de ijdele daden van velen en hun valse leringen verlaten, en ons keren tot het woord dat ons vanaf het begin is overgeleverd, nuchter zijnd in gebed en standvastig in vasten, smekend tot de alziende God met smeekbeden dat Hij ons niet in verzoeking brengt, zoals de Heer zei, De Geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.

Hoofdstuk 8

8.1 Laten we daarom zonder ophouden vasthouden aan onze hoop en aan het onderpand van onze gerechtigheid, welke Jezus Christus is die onze zonden in Zijn eigen lichaam aan het hout droeg, die geen zonde deed, noch werd er bedrog in Zijn mond gevonden, maar voor onze sakes verdroeg Hij alle dingen, opdat wij in Hem zouden leven.  

8.2 Laten we daarom navolgers worden van Zijn volharding; en als we zouden lijden om Zijn naam's wil, laten we Hem verheerlijken. Want Hij gaf ons dit voorbeeld in Zijn eigen persoon, en wij geloofden dit.

Hoofdstuk 9

9.1 Ik vermaan u allen daarom om gehoorzaam te zijn aan het woord van gerechtigheid en om alle volharding te beoefenen, die u ook met uw eigen ogen zag in de gezegende Ignatius en Zosimus en Rufus, ja en in anderen ook die uit uzelf kwamen, evenals in Paulus zelf en de rest van de Apostelen;  

9.2 overtuigd zijnde dat al deze niet tevergeefs renden maar in geloof en gerechtigheid, en dat zij op hun juiste plaats zijn in de aanwezigheid van de Heer, met wie zij ook leden. Want zij hielden niet van de tegenwoordige wereld, maar van Hem die voor onze zonden stierf en door God voor ons werd opgewekt.

Hoofdstuk 10

10.1 Sta daarom vast in deze dingen en volg het voorbeeld van de Heer, standvastig zijnde in het geloof en onwankelbaar, in liefde voor de broederschap vriendelijk jegens elkaar, partners met de waarheid, elkaar voornemend in de zachtheid van de Heer, niemand verachtend.  

10.2 Wanneer u in staat bent goed te doen, stel het dan niet uit, want Medelijden verlost van de dood. Wees allen onderdanig aan elkaar, terwijl uw gedrag onberispelijk is onder de heidenen, opdat uw goede werken lof ontvangen en de Heer niet door u gelasterd wordt.  

10.3 Maar wee degene door wie de naam van de Heer wordt gelasterd. Daarom onderricht alle mensen in soberheid, waarin u zelf ook wandelt.

Hoofdstuk 11

11.1 Ik was zeer bedroefd om Valens, die vroeger een ouderling onder u was, omdat hij zo onwetend is over het ambt dat hem gegeven is. Ik waarschuw u daarom dat u zich onthoudt van hebzucht, en dat u zuiver en waarheidsgetrouw bent. Onthoud u van alle kwaad.  

11.2 Maar hij die zichzelf in deze dingen niet kan beheersen, hoe draagt hij dit dan op aan een ander? Als een man zich niet onthoudt van hebzucht, zal hij worden bezoedeld door afgoderij, en zal hij worden geoordeeld als een van de heidenen die het oordeel van de Heer niet kennen. Nee, weten we niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen, zoals Paulus onderwijst?  

11.3 Maar ik heb dergelijke dingen niet in u gevonden, noch ervan gehoord, onder wie de gezegende Paulus heeft gewerkt, die in het begin zijn brieven waren. Want hij roemt van u in al die kerken die alleen toen God kenden; want wij kenden Hem nog niet.  

11.4 Daarom ben ik zeer bedroefd om hem en om zijn vrouw, aan wie moge de Heer ware berouw schenken. Wees daarom zelf ook nuchter hierin, en beschouw hen niet als vijanden maar herstel hen als zwakke en dwalende leden, opdat u het hele lichaam van u zou kunnen redden. Want als u dat doet, bouwt u elkaar op.

Hoofdstuk 12

12.1 Want ik ben ervan overtuigd dat u goed getraind bent in de heilige geschriften, en niets is voor u verborgen. Maar aan mezelf is dit niet gegeven. Alleen, zoals er in deze geschriften staat, Wees boos en zondig niet, en Laat de zon niet ondergaan over uw toorn. Gezegend is hij die dit herinnert; en ik vertrouw erop dat dit in u is.  

12.2 Moge nu de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, en de eeuwige Hogepriester Zelf, de [Zoon van God Jezus Christus, u opbouwen in geloof en waarheid, en in alle zachtheid en in alle vermijding van toorn en in verdraagzaamheid en langmoedigheid en in geduldige volharding en in zuiverheid; en moge Hij u een lot en deel geven onder Zijn heiligen, en aan ons met u, en aan allen die onder de hemel zijn, die zullen geloven in onze Heer en God Jezus Christus en in Zijn Vader die Hem uit de doden heeft opgewekt.  

12.3 Bid voor alle heiligen. Bid ook voor koningen en machten en prinsen en voor hen die u vervolgen en haten en voor de vijanden van het kruis, opdat uw vrucht manifest mag zijn onder alle mensen, opdat u volmaakt mag zijn in Hem.

Hoofdstuk 13

13.1 U schreef mij, zowel u zelf als Ignatius, vragend dat als iemand naar Syrië zou gaan hij de brieven van u daarheen zou kunnen brengen. En dit zal ik doen, als ik een geschikte gelegenheid krijg, of ik zelf, of hij die ik zal zenden als ambassadeur namens u ook.  

13.2 De brieven van Ignatius die ons door hem werden gezonden, en anderen zoveel als we bij ons hadden, sturen we naar u, zoals u opdroeg; die zijn bij deze brief gevoegd; waaruit u groot voordeel zult kunnen halen. Want zij omvatten geloof en volharding en alle soorten van opbouw, die betrekking heeft op onze Heer. Bovendien, wat betreft Ignatius zelf en degenen die bij hem waren, als u enige zekere berichten heeft, informeer ons.

Hoofdstuk 14

Ik schrijf deze dingen aan u door Crescens, die ik u onlangs heb aanbevolen en nu weer aanbeveel: want hij heeft onberispelijk met ons gewandeld; en ik geloof ook op dezelfde manier met u. Maar u zult zijn zuster aanbevolen hebben, wanneer zij bij u komt. Vaarwel in de Heer Jezus Christus in genade, u en al de uwen. Amen.

Weg van Jezus
Alle rechten voorbehouden 2025
Designed & developed by Mike Noorbeek